TOON BORGHUIS

Toon Borghuis werd op 12 april 1890 geboren met als officiële voornamen Gerhardus Antonius. Zijn ouders hadden bepaald dat hij onderwijzer moest worden. Borghuis bezocht daarom de Rijksnormaalschool aan de Bentheimerstraat in Oldenzaal. Hij begon zijn werk als jong onderwijzer in Denekamp, alwaar hij nog in hetzelfde jaar een fanfarekorps oprichtte.

Na zijn benoeming in 1909 tot onderwijzer aan de Radboudschool in Oldenzaal werd Toon Borghuis lid van het St. Plechelmuskoor. Twee jaar later - op de dag waarop de Eerste Wereldoorlog uitbrak - werd hij dirigent van dit koor. In 1914 kreeg hij ook de leiding over het knapenkoor.

Op 23 december 1919 werd hem door de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst (!) een getuigschrift uitgereikt dat hem machtigde zangonderricht te geven op de Bewaar- en Lagere Scholen. Zo leerden alle klassen van de Radboudschool hem kennen: een tamelijk driftige en actieve man die niet van praatjes hield, op zijn viool een paar noten speelde, zingend de toon aangaf, met zijn vioolstok zwaaide, en vervolgens verwachtte dat de leerlingen haarzuiver en precies in de maat en bij voorkeur driestemmig een oud koorlied zouden zingen. Zo werkt dat natuurlijk niet, maar meester Borghuis stelde nu eenmaal hoge eisen.

Borghuis geloofde in volksopvoeding. In zijn jonge jaren trok hij met een draaiorgel door de stad om er een groepje stoutmoedige zangers mee te begeleiden. Het doel was de algemene volkszang naar een hoger peil te brengen. Jarenlang heeft hij ook op Koninginnedag de aubade van de schoolkinderen gedirigeerd.

Veel bekendheid verwierf Toon Borghuis met zijn kerkkoren. Meer dan 35 jaar leidde hij in Enschede het Mannenkoor Zanglust en meer dan 25 jaar het Christelijk Mannenkoor Sursum Corda. Bij zijn afscheid van laatstgenoemd koor ontving hij de ere-medaille in goud verbonden aan de orde van Oranje-Nassau.

De kerk uitte haar waardering door hem de onderscheiding 'Pro ecclesia et Pontifice' te verlenen. Deze pauselijke onderscheiding wordt toegekend aan personen die zich bovenplaatselijk verdienstelijk hebben gemaakt voor hun werk binnen de kerk en die daarnaast ook op het maatschappelijk vlak het christelijk leven hebben bevorderd.

Borghuis was verder ere-lid van de Oldenzaalse Carnavalsvereniging 'De Kadolstermennekes'. Hij heeft er ook voor gezorgd dat de befaamde Boeskoolrevue een begrip werd in Oldenzaal en omstreken. Samen met onderwijzer G. Ankoné uit Geesteren schreef hij bijna twintig jaar teksten en zorgde hij voor de muziek.

Toen Oldenzaal in 1930 een beiaard kreeg was Toon Borghuis de aangewezen persoon om dit instrument te bespelen. Helaas viel al na drie jaar de gemeentelijke geldbron droog. Wel werd nog tot de oorlog de speeltrommel door hem verstoken. Kinderen uit zijn klas mochten hem daar steeds bij helpen. Heel Oldenzaal kende in de voor-oorlogse jaren trouwens zijn compositie Forsche grijze Toren, laat uw klokskens hooren ....

Van Borghuis zijn vele gedichten in het Twents, zijn moedertaal, bewaard gebleven. De meeste getuigen van een diep en oprecht religieus gevoel. In 1961 kwam van zijn hand nog 'n Busken late bleujers uit.

De Twentse folkore heeft Borghuis zijn hele leven gesteund en gestimuleerd. Zo zag hij met lede ogen aan hoe de eeuwenoude traditie van het midwinterhoorn-blazen langzaam maar zeker aan het verdwijnen was. Of het melancholieke vier- of vijf- en soms zestonige geluid bedoeld was om de geesten te verjagen of om de komst van de Verlosser aan te kondigen is nog altijd niet duidelijk.

In 1953 belegde Toon Borghuis samen met Jan Jans uit Almelo en Hendrik Racer Palthe uit Volthe bij Rossum een vergadering waar besloten werd om een commissie op te richten die het gebruik van de midwinterhoorn weer in ere moest herstellen. Als gevolg van dit initiatief vond er in de jaren zestig en zeventig een forse opleving plaats. Overal werden nieuwe verenigingen rond het midwinterhoornblazen opgericht, werden er wedstrijden uitgeschreven, prijzen uitgereikt en … veel gekibbeld. Sommigen wilden op de hoorn graag melodieën blazen, anderen uitsluitend 'n aolen roop, het authentieke midwinterhoorngeluid. Overigens kunnen midwinterhoorns nooit samen klinken, want iedere hoorn heeft zijn eigen karakteristieke natuurtonen en klankkleur.

Als groot natuurliefhebber wist Toon Borghuis veel van vogels en planten. Ieder jaar verbleef hij wekenlang in zijn zomerhuisje bij de Dinkel, midden in het Lutterzand.

Toon Borghuis was in Oldenzaal een bekende persoonlijkheid en immer een flamboyante verschijning met grote zwarte hoed, een pijp in de mond en de vioolkist onder de arm. Het is daarom niet vreemd dat ook deze breedgerande hoed in brons is vereeuwigd. Hij stierf in 1971.