Op zondag 3 april luidde om 11.30 uur de Maria-klok van de Plechelmusbasiliek ter nagedachtenis van de op de avond van zaterdag 2 april in het Vaticaan in Rome overleden Paus Johannes Paulus II. Met het machtige geluid van de klok werd een periode van rouw ingeluid.
Karol J. Wojtyla werd op 18 mei 1920 geboren in Wadowice in Polen, een kleine stad 50 km van Cracow. Zijn vader was aanvankelijk legerofficier en later arbeider in een plaatselijke fabriek, en zijn moeder was lerares. Al jong kwam hij alleen te staan, want zijn moeder stierf in 1929, toen hij pas negen was, en zijn oudere broer drie jaar later. Zijn vader werd in de Tweede Wereldoorlog naar Duitsland gedeporteerd en overleed in 1941.
Vanwege deze oorlog moest Wojtyla zijn studie literatuur en filosofie aan de universiteit opgeven. Van 1940 tot 1944 werkte hij in een steengroeve en in een chemische fabriek om de kost te verdienen en om te voorkomen dat ook hij gedeporteerd zou worden.
In 1942, toen hij zich van zijn roeping bewust werd, begon hij illegale cursussen te volgen bij de aartsbisschop van Cracow. Pas na de oorlog kon hij zijn theologische studies afmaken.
In 1946 werd Karol Wojtyla in Cracow tot priester gewijd. In de jaren daarna behaalde hij in Rome een doctorstitel in de moraalfilosofie. Wojtyla diende de kerk achtereenvolgens als kapelaan, pastoor, hulpbisschop van Krakau, bisschop, en kapittel-vicaris.
In 1964 werd hij door Paus Paulus VI tot aartsbisschap van Cracow benoemd. Drie jaar later maakte de paus hem kardinaal. Uiteindelijk werd hij op 16 oktober 1978 in Rome door het college van kardinalen tot paus gekozen.
|