BOUWGESCHIEDENIS

Oorspronkelijk was de toren waarschijnlijk alleen via de kerk toegankelijk. Bisschop Otto II van Lippe was de stichter van de toren met een westkoor. Wanneer de huidige ingang in de westzijde van de toren is aangebracht is niet bekend. De eerste geleding van de toren is eenvoudig versierd.

De tweede geleding had aanvankelijk een groot driedelig venster boven wat nu de ingang van de toren is. De ontlastingsboog is nog goed zichtbaar. Dit brede venster is in 1830 nagenoeg dichtgemetseld en door een lang smal spitsboogvenster vervangen. De reden was dat in 1826 een grote hoeveelheid steen uit de zuidwesthoek van de toren naar beneden was gestort.

In de derde en vierde geleding zijn vroeg-gotische vormen terug te vinden. De romaanse geledingen zijn tamelijk levendig versierd met lisenen, rondboogfriezen en gekoppelde spitsboognissen. De bouw van de toren tot en met de vierde geleding was in ongeveer 1250 klaar.

Rond 1500 werd de toren verhoogd met een in gotische stijl gebouwde vijfde geleding. Het dak en de top van de toren dateren waarschijnlijk uit de eerste helft van de 17de eeuw toen de toren, na het beleg van 1626, moest worden hersteld.

De toren werd voor het eerst in de periode van 1935 tot 1938 grondig gerestaureerd door architect Joseph Cuypers. Vanwege de slechte bouwkundige toestand bleek het helaas noodzakelijk de houten steun- en vloerconstructie in de toren te vervangen door een betonconstructie. Tegelijkertijd kon de toren van een royale klokkenkamer worden voorzien die plaats moest bieden aan het enkele jaren eerder geschonken carillon. Tijdens de restauratie is ook eindelijk de forse schade in de zuidoosthoek van de toren, destijds veroorzaakt door de grote stadsbrand in 1492, met bakstenen weggewerkt.